Interview zwerver Piet

Ik heb een vriendin die, als we samen of in een groepje bidden, altijd bidt voor zwervers en mensen zonder een thuis. Iedere keer weer raakt het me en zit ik een beetje beschaamd te luisteren, want ik vergeet hen vaak, mijn medemensen zonder huis. Raar eigenlijk, want in welke stad kom je geen zwervers tegen? En hoe vaak word je aangesproken door een straatkrantverkoper? Als ik voor mezelf spreek kan ik wel zeggen dat ik vrijwel iedere doordeweekse dag een zwerver tegenkom. Kennelijk maken deze ontmoetingen geen diepe indruk op me. Waarom niet? Zou het misschien komen omdat ik, diep van binnen, niet weet wat hen beweegt? Omdat ik denk geen aansluiting bij hen te kunnen vinden? Tijd om uit te zoeken of dat inderdaad zo is. 

 

Voor dit artikel ben ik op zoek gegaan naar een zwerver in hartje Amsterdam, bij het centraal station. Veel mensen die er op de bankjes rondhingen spraken geen Nederlands of bleken helemaal niet aanspreekbaar. Gelukkig was er toch iemand (‘noem me maar Piet’) die met me wilde praten. Vriendelijk werd ik uitgenodigd op zijn bankje, hij beloofde ‘de gehele waarheid te vertellen’ en we staken van wal. 

 

Tja, Piet. Behoorlijk slonzig ziet hij er uit, eerlijk gezegd. Je herkent hem eigenlijk meteen als een zwerver. Woest grijzend haar, een baard, slippers en een zonnebril. Twee plastic zakken met persoonlijke eigendommen en een blikje bier naast hem op het bankje. Hij zit erbij alsof hij er woont, geamuseerd bekijkt hij de mensen om zich heen. 

 

Wat ik me vooral afvraag is het waarom van een zwerversbestaan. In een land als Nederland is het toch helemaal niet nodig om op straat te leven? Wie wordt afgewezen door familie, de gemeente of de overheid kan áltijd nog terecht bij het Leger des Heils of een kerk. En door het verkopen van een straatkrant ben je in ieder geval verzekerd van een slaapplaats. Piet: ‘Ik vraag niet veel hoor. Ik ben geen bedelaar ofzo. Maar je hebt wel eens wat nodig hè? Zo’n straatkrant verkopen, da’s allemaal best hoor, maar de mensen worden je zo zat. Als ze haast hebben geven ze net zo lief gewoon geld dan dat ze d’r zo’n vodje voor krijgen. En wat heb je dan? Een stapelbedje bij het Leger, da’s heus geen paradijs ofzo. Ik slaap dan liever bij m’n vrienden.’ Die vrienden blijken medezwervers te zijn, een groepje mannen dat elkaar tegen de avond opzoekt om ’s nachts veiliger te zijn. Is het echt zo onveilig dan, ’s nachts op straat? ‘Ja, het is echt een zooi. Vooral in het weekend hè, als van die bezopen bendes anderen van hun slaapplaats trekken enzo. Maar je kent je mensen, je hebt je vrienden. Ik kan wel eens ergens slapen, ik vind wel eens een plekje.’

 

Hoe is het eigenlijk zover gekomen dat Piet op straat moest gaan leven? Had hij ernstige problemen en kreeg hij geen hulp? ‘Nee joh, ik geef niemand de schuld. Wat schiet je daarmee op? En trouwens, eigenlijk heb ik het zelf gedaan hoor. De mooie dingen die ik had heb ik zelf verkloot. Ik zag het niet, weet je. Ik wist niet wat ik had. Nu wel, nu zie ik het wel.’ Hij legt uit dat hij een tijd getrouwd was maar niet wist te waarderen hoe gelukkig hij was. Toen zijn vrouw tenslotte genoeg had van zijn drankmisbruik en overspel, ging ze bij hem weg. Zijn familie had hij ondertussen ook van zich afgestoten en toen hij nóg meer ging drinken werd hij ontslagen bij het bedrijf voor software ontwikkeling waar hij werkte. ‘Toen was het gebeurd hè? Als je niemand meer hebt heeft iedereen meteen door dat je ze belazert als ze je helpen. Dus doet niemand dat. Groot gelijk ook. Maar daarom zit ik nou dus hier.’

 

Is het geen teleurstelling als niemand je meer wil helpen? Ik kan me voorstellen dat ik daar heel kwaad om zou worden. Piet niet: ‘Nee joh. Geen gezeik, ik laat iedereen met rust. Vroeger nog meer, daarom moeten ze me nu niet meer. Ik deed alles zelf hè, ging alles zitten opkroppen. En drinken.’

 

Merkt Piet dat mensen hem echt zien als een zwerver? Wordt hij anders behandeld dan vroeger? ‘Ze roepen wel eens naar me, dat ik stink ofzo, of dat ik eens moet gaan werken.  Dat zal dan wel. Maar ik roep dat niet naar iemand. Zo ben ik niet. Ik vind dat iedereen zelf moet weten of ie in bad gaat. En je bent heus niet beter als je stinkt naar zeep. Of als je overal om je bek opentrekt.’ Ik vertel dat iemand een keer tegen me zei dat je niet slanker wordt als je iemand dik noemt en niet slimmer als je iemand dom noemt. Piet vindt dit een heel sterke uitspraak. ‘Het is m’n eigen schuld tuurlijk, dat ik hier zit. Maar nu ik dat doorheb ben ik een goed mens. Ik doe niemand kwaad, blijf uit de problemen. Als mensen dan tegen me zeiken denk ik: wat is er met jóu aan de hand? Wat heb ik je gedaan? Misschien zijn ze zelf wel ongelukkig ofzo.’

 

Ik vertel Piet eerlijk dat ik zelf ook vaak de neiging heb om zwervers te veroordelen. Waarom gaan ze niet gewoon naar een hulpverleningsinstantie? Hoe hebben ze het zover laten komen? Nog steeds begrijp ik het niet goed. Wat vindt hij ervan dat ik, en samen met mij vele anderen, zo denk? ‘Dat dacht ik ook altijd. Bij sommige mensen nog steeds hoor. Maar ieder mens is anders hè? Ik heb m’n trots hè, ik hoef niet te bedelen, ook niet bij de gemeente ofzo. En het is echt niet lachen om te vragen om hulp omdat je je hele dag zit te verzuipen. Je weet toch wat ze zeggen: stop dan met zuipen. Ik zeg toch ook niet tegen een baby: stop met janken. Als je zelf niet jankt lijkt het een makkie. Maar als je moet janken, dan jank je. Dat doe je niet omdat dat zo slim is ofzo. Mensen doen maar wat hè?’ Daarover ben ik het wel een beetje met hem eens. En ik kan niet anders dan hem bewonderen om zijn gelatenheid. Als iedereen me maar zou zien als het stereotype waarin ik in te delen ben, zou ik me behoorlijk moedeloos voelen, nádat ik had gevochten om hun ongelijk te bewijzen. Maar zoals Piet zegt: ‘Ik hou van de straat, ik heb dr voor gekozen. Dus ik bén een zwerver hè?’

 

In gedachten loop ik naar mijn trein. Het is een raar idee dat iemand zo’n totaal ander leven kan leiden dan de meeste mensen, en er toch tevreden mee is. Vanuit mijn kleine wereldje had ik niet verwacht iets van een zwerver te leren. En waarom niet? Is een zwerver soms geen mens? Als een zwerver, die van niemand enige positieve aandacht krijgt, mij die houding niet kwalijk neemt, mag ik toch ook niet oordelen?


Project Date