Ik lees in het tijdschrift ‘Flow’ een artikel over slow reading. Snellezen, daar heb ik vaak van gehoord, maar slow reading? Geïntrigeerd begin ik aan het artikel, tot een uitspraak van de Nieuw-Zeelandse Meg Williams venijnig en plotseling in m’n hart boort. Ze vertelt hoe zij, als literatuurwetenschapper, altijd boeken verslond. En dat ze aan een nieuw boek, een veelgeprezen literair werk van een landgenoot wil beginnen, maar enorm schrikt als ze merkt dat het haar niet lukt. Ze kan zich niet concentreren op de poëtische zinnen, de taalkundige hoogstandjes, de lijnen in het verhaal. Ze denkt erover na en concludeert: zelfs snelle sms’jes lees ik maar half. Mijn kast staat nog vol met ongelezen boeken. Ik ben te gewend geraakt aan snelle tekst, aan een paar zinnen genoeg hebben en de bron, het plezier van het lezen en er heerlijk de tijd voor nemen, is verdwenen.
Wat me nu zo raakte? Het feit dat ze altijd boeken verslond en er nu niets meer van kon maken. Dat haar concentratie wegviel, de liefde voor het lezen verdwenen. Het raakte me omdat ik het herken. Alleen is mijn liefde voor lezen niet verdwenen. Elke dag kijk ik naar mijn boekenkasten, vol boeken die ik dolgraag wil lezen. En ik weet dat het niet lukt. Dat ik een zin zes keer zal lezen en mezelf dan moet dwingen om verder te gaan, om dan toch weer aan die zin te beginnen. Ik kom niet verder. Mijn concentratie weigert, na twee bladzijden ben ik moe.
Zolang ik me kan herinneren heb ik van lezen gehouden. Ik genoot van de kinderbijbel, Nijntje, van de gedichtjes van Annie M.G. Schmidt, van Lotje… En toen ik zelf eenmaal kon lezen, werd die liefde alleen maar groter. Op school zat ik qua leesvaardigheid al snel op het hoogste niveau, en niet voor niets; ik verslond boeken. Er zijn, toen ik op de middelbare school en de universiteit zat, weken en maanden geweest dat ik twee boeken per dag las. Of één, als het een heel dik boek was. Ik stapte moeiteloos over van het ene naar het andere boek, zonder de mooie zinnen en betekenis en boodschap in elk boek te vergeten. Mijn hersenen werkten snel en werkten mee en ik haalde iedere week weer een stapel boeken bij de bibliotheek, naast de boeken die ik kocht omdat ik van tevoren al wist dat ik ze zou willen houden. Hoe anders is het nu.
Ik koop nog steeds de boeken waarvan ik weet dat ik ze zal willen houden. Beschamend veel boeken zijn alleen van buiten bekeken, met de stille gedachte- over een poosje. Over een poosje gaat het weer. Dan ben ik er weer. Dan past er weer iets bij in mijn hoofd en ga ik van je genieten. Onthoud ik je mooiste zinnen weer, en weet ik jaren later nog precies waarom ik van je hield. Ik kijk naar boeken die ik heb gelezen, heb pas met behulp van een site geprobeerd in kaart te brengen welke boeken ik heb gelezen door de jaren heen. Het treurige is dat al die mooie zinnen, soms zelfs het hele boek en betekenissen en verhaallijnen, verdwenen zijn. Bij het overgrote deel van de boeken. Alsof alle informatie gewist was omdat mijn brein alle ruimte nodig had voor zorgen, angsten en verdriet. En nu ik dit artikel las, drong het pas echt door. De boeken die je leest maken je niet tot wie je bent, maar ontzettend houden van lezen was wel een groot deel van wie ik was. De zinnen, de verhalen, de diepten en de letters, ze deelden mijn gedachten. Veel meningen zijn gevormd door het lezen van boeken over allerlei onderwerpen, verwachtingen en hoop en ideeën ontstonden na het lezen van een boek. Daar zijn stukjes van overgebleven, maar ik kan me niet meer herinneren welk boek wat heeft toegevoegd. Waarom een bepaald boek, beduimeld en wel, in mijn kast staat omdat ik het wel kapot kon lezen.
Het is pijnlijk, een groot stuk van je gebied, de ruimte en bezigheden die je voor lief nam, kwijt te raken. Zo vaak voel je de scherpe steken pas als je ziet hoe klein je gebied is geworden. Mijn gebied was bijna totaal geminimaliseerd tot een hoekje op de bank. Dat was de plaats waar mijn leven zich afspeelde. Of beter gezegd: waar ik het leven aan me voorbij zag trekken terwijl ik ademde. God zij dank zijn er dingen veranderd. Wordt mijn gebied, in kleine stapjes, steeds weer een beetje groter. Door me pijn te doen aan het gemis van iets wat zo natuurlijk en logisch was, heb ik me steeds vastberaden maar met knikkende knieën, omgedraaid naar het donker. Naar wat ooit licht en mooi was, maar nu duister. Met een diepe zucht Zijn hand vastgepakt en er doorheen gaan lopen. Rouwen om het verlies van die plaats, die hobby, die persoon, die groep, die passie. Maar toch doorlopen. Want soms hoef je niet steeds vooruit te lopen om naar de zonsopkomst toe te gaan, soms kun je dwars door het donker heen lopen en uiteindelijk ook de ochtend zien. De ochtend waarvan ik nooit had gedacht dat ik die nog zou zien. Een ochtend waarin weer mogelijkheden liggen voor die passie, het uitvoeren van die hobby, het contact met die persoon, het me veilig voelen op die plaats. Maar altijd hand in hand. Ik hoef niet alleen. En samen met Hem huil ik om het verlies van al die verhalen. Al die uren, dromend in een boek. De onmacht, een hoofd dat te vol is van overleven om te kunnen genieten van een simpel verhaal. We huilen, maar draaien ons om naar het duister, de confrontatie, de harde werkelijkheid. Ik zucht diep en pak Zijn hand. We gaan hier doorheen.
